Als ik nu ga zal het zachter
zijn, in de wind, in de huizen,
zal het hart zachter proeven aan
de zonnebloemen en aan de lange
stem die uit de kamer hangt
in de tuin vol nachtegaalgezang
als ik nu ga zal het minder
wreed in je schouder bijten en
ook plezier op je lichaam leggen
als veel fruit op een schaal als
ik nu ga zal het regenen de
wind zal sprookjes weven in
de avond als ik nu ga zal
het zomer zijn voor het garen
maar ik lig nog aan je armen
verankerd in de haven van de
stad maar ik ben nog bij je
maar mijn stem glijdt nog over
je strijkstok maar ik
houd toch van je dat weet je
maar ik slaap nog op je borst
ik ben nog niet heengegaan
de treinen zijn allemaal vertrokken
ik ben nog niet heengegaan
de kaartjes zijn verkocht
de koffers zijn ingestapt
ik ben gebleven
als ik nu ga zal het zachter
zijn, in de wind, in de huizen.
en toch, ofschoon
de wind nu is gaan
liggen, en het bos wuift
en knikkebolt,
nu dat de slaap als
een harp klinkt en
de kinderen zingen
leg ik mijn elleboog op de
donkere middag en huil
muziek vallend door het bos
als herfstbladeren een lied
gezongen door de sopraan der eiken
vang de lange buit
maar om weg te gaan
voordat het uur een vlinder is
die opvliegt en verdwijnt.
Hans Lodeizen
zijn, in de wind, in de huizen,
zal het hart zachter proeven aan
de zonnebloemen en aan de lange
stem die uit de kamer hangt
in de tuin vol nachtegaalgezang
als ik nu ga zal het minder
wreed in je schouder bijten en
ook plezier op je lichaam leggen
als veel fruit op een schaal als
ik nu ga zal het regenen de
wind zal sprookjes weven in
de avond als ik nu ga zal
het zomer zijn voor het garen
maar ik lig nog aan je armen
verankerd in de haven van de
stad maar ik ben nog bij je
maar mijn stem glijdt nog over
je strijkstok maar ik
houd toch van je dat weet je
maar ik slaap nog op je borst
ik ben nog niet heengegaan
de treinen zijn allemaal vertrokken
ik ben nog niet heengegaan
de kaartjes zijn verkocht
de koffers zijn ingestapt
ik ben gebleven
als ik nu ga zal het zachter
zijn, in de wind, in de huizen.
en toch, ofschoon
de wind nu is gaan
liggen, en het bos wuift
en knikkebolt,
nu dat de slaap als
een harp klinkt en
de kinderen zingen
leg ik mijn elleboog op de
donkere middag en huil
muziek vallend door het bos
als herfstbladeren een lied
gezongen door de sopraan der eiken
vang de lange buit
maar om weg te gaan
voordat het uur een vlinder is
die opvliegt en verdwijnt.
Hans Lodeizen