Herinnering
Ik was een kind; ik woonde in 't bos;
daar waren nergens hoger dennen,
mijn vader wees me ree en vos;
ik leerde alle vogels kennen.
Ik droeg de wolfsklauw in m'n haar
en zocht de adelaar der varen
en 's winters hing de sneeuwval zwaar
in dennen, die als priesters waren,
met witte kruin en purperen pij
van zonlicht, dat de stammen kleurde.
Bij kolenbranders vond men mij,
waar het van teer en harsen geurde.
Ik was als kind oneindig goed;
ik hield mijn ogen vaak gesloten,
wanneer in dronken overmoed
de jagers op mijn dieren schoten.
Een drijfjachtdag, gans verontrust
door prins, prelaat en hoge heren
en niets begrijpend van die lust
in moord door eeuwige militairen.
En 's avonds lagen ree, fazant,
pluvier en damhert, vos en hazen
en al de weelden van mijn land,
het licht der ogen uitgeblazen.
Veel later leerde ik, dat de macht,
die zich dit moorden dorst vermeten,
in Mavors' raad, en ongeacht
in wat soort land, hoog is gezeten.
Een oorlogsdag, en verontrust
door prins, prelaat en hoge heren
en niets begrijpend van die lust
in moord door eeuwige militairen
Geen kind van het bos meer;
man der stad, waarin opnieuw de laarzen dreunen;
ik heb de dieren liefgehad
en hoor mijn hoge dennen kreunen.
Jac. van Hattum
daar waren nergens hoger dennen,
mijn vader wees me ree en vos;
ik leerde alle vogels kennen.
Ik droeg de wolfsklauw in m'n haar
en zocht de adelaar der varen
en 's winters hing de sneeuwval zwaar
in dennen, die als priesters waren,
met witte kruin en purperen pij
van zonlicht, dat de stammen kleurde.
Bij kolenbranders vond men mij,
waar het van teer en harsen geurde.
Ik was als kind oneindig goed;
ik hield mijn ogen vaak gesloten,
wanneer in dronken overmoed
de jagers op mijn dieren schoten.
Een drijfjachtdag, gans verontrust
door prins, prelaat en hoge heren
en niets begrijpend van die lust
in moord door eeuwige militairen.
En 's avonds lagen ree, fazant,
pluvier en damhert, vos en hazen
en al de weelden van mijn land,
het licht der ogen uitgeblazen.
Veel later leerde ik, dat de macht,
die zich dit moorden dorst vermeten,
in Mavors' raad, en ongeacht
in wat soort land, hoog is gezeten.
Een oorlogsdag, en verontrust
door prins, prelaat en hoge heren
en niets begrijpend van die lust
in moord door eeuwige militairen
Geen kind van het bos meer;
man der stad, waarin opnieuw de laarzen dreunen;
ik heb de dieren liefgehad
en hoor mijn hoge dennen kreunen.
Jac. van Hattum